De familie Bodewes

Tolkamer was een gunstige plaats om een scheepsbouwbedrijf te starten door de aanwezigheid van een tolkantoor met aanlegplaats en de drukke scheepvaart op de Rijn. De Groninger H.H. Bodewes krijgt in 1889 vergunning om naast de scheepstimmerwerf een bedrijf op te zetten voor de bouw van ijzeren schepen. Een scheepswerf voor houten schepen was in bezit van de gebroeders Janssen.

Het bedrijf van Bodewes loopt direct goed. In het eerste jaar waren er 20 mannen en 4 jongens in dienst. Twee jaar later was het personeel al uitgebreid tot 90 mannen en 15 jongens. G.H. Bodewes kwam zijn broer bij staan waardoor de werf een familiebedrijf werd. In 1896 liet Harm het bedrijf over aan zijn broer Geert en vertrok om in Millingen een scheepswerf te gaan exploiteren. Het bedrijf in Tolkamer bleef groeien en de naastgelegen werf voor houten schepen werd in het bedrijf opgenomen. De werf bouwde rond de acht tot tien schepen per jaar. De meeste schepen waren bestemd voor de markt in Duitsland. Hoewel het bedrijf aanvankelijk alle soorten schepen produceert, ligt na 1900 de nadruk meer en meer op de grotere schepen.

De gebroeders Bodewes waren sociaal betrokken; het bedrijf zorgde voor goede omstandigheden voor de arbeiders en Geert Bodewes was onder andere lid van het gemeentebestuur en het kerkbestuur. Hij streefde ernaar om door scholing en werkverschaffing het lot van de arme bevolking te verbeteren.

De scheepswerf van de gebroeders Bodewes is een goed lopend bedrijf gebleven. De werf in Tolkamer maakt momenteel deel uit van een landelijk bedrijf en heet tegenwoordig scheepswerf De Hoop.

Familie Bodewes

Bronnen

  • G.B. Janssen, Industrialisatie en arbeidskrachten in de gemeente Herwen en Aerdt in de 19de eeuw (1818-1900). De overgang van een agrarische gemeente naar een overwegend geïndustrialiseerde plattelandsgemeente. (Zevenaar, 1977) 79-83
  • www.dehoop.net