Liemers Verleden Archeologie Didam Middeleeuwen Loil-Kloosterstraat

Loil-Kloosterstraat

Al een aantal jaren geleden hebben wij door veldverkenning ontdekt dat er op een voormalige akker aan de Kloosterstraat/Kapelstraat te Loil aardewerkscherven uit een tweetal tijdperken te vinden waren. Allereerst  scherven uit de IJzertijd, de periode tussen 250 en 50 jaar voor Christus. Ook troffen we scherven aan uit de Volle en Late Middeleeuwen (tussen 800 en 1500 na Christus).

 
De grondsporen worden ingetekend

Toen de eerste plannen bekend werden om op dit terrein woningen te gaan bouwen, heeft de Historische en Archeologische Stichting de gemeente Didam en de Provincie Gelderland op de hoogte gesteld van haar bevindingen. Allereerst werd in opdracht van de gemeente Didam door archeologen van Archeologisch Adviesbureau RAAP een booronderzoek1 verricht. Hierbij werd niet alleen gekeken naar de opbouw van de bodem, maar ook of de opgeboorde grond dateerbaar archeologisch materiaal bevatte dat kon wijzen op vroegere bewoning.


Het verzamelen van vondsten

Het booronderzoek bevestigde de eerdere bevindingen. Men besloot daarom in 2001 door het Archeologisch Diensten Centrum (A.D.C.) uit Bunschoten een Aanvullend Archeologisch Onderzoek (AAO) uit te laten voeren. Bij zo'n onderzoek wordt de donker gekleurde bovenlaag (de bouwvoor) tot op het gele zand verwijderd. Vervolgens wordt gekeken of zich in het gele zand sporen van bewoning bevinden. Inderdaad werden in het vlak tientallen grote en kleine verkleuringen aangetroffen. Een aantal van deze sporen is afkomstig van mogelijk twee gebouwen uit ongeveer de negende tot en met de twaalfde eeuw. Juist deze periode is belangrijk voor de bewoningsgeschiedenis van Loil en Didam. Er is uit deze periode namelijk nauwelijks geschreven materiaal bewaard gebleven, zodat wij vrijwel volledig zijn aangewezen op het bodemarchief.


De aangetroffen waterputten waren zonder uitzondering gemaakt
van uitgeholde eikenhouten boomstammmen

Een gedeelte van het terrein (ten westen van de proefputten van het ADC) moest in het voorjaar van 2002 worden afgegraven omdat de grond mogelijk vervuild was. Dit gaf een nieuwe mogelijkheid om een nog niet eerder onderzocht gedeelte van het terrein, dat gedeeltelijk aansloot op het ADC-onderzoek van 2001, te bekijken. Ook hierbij kwam een grote hoeveelheid verkleuringen tevoorschijn. Deze verkleuringen zijn door amateur-archeologen getekend en onderzocht. Het bleek hier te gaan om gedeelten van plattegronden van (houten) gebouwen en een vijftal waterputten. Door deze vondsten mocht verwacht worden dat het nog niet onderzochte gedeelte tussen de putten van het ADC en de putten van het vervolgonderzoek ook bewoningssporen zou kunnen opleveren.


Eén van de vele scherven (datering: 12e-13e eeuw)

In december 2002 is in overleg met de gemeente Didam en de provinciaal archeoloog, mevrouw F. de Roode, besloten om het nog niet onderzochte gedeelte op te graven. Dit onderzoek werd uitgevoerd door het ADC en amateur-archeologen. Zoals al min of meer verwacht mocht worden, bevatte ook dit gedeelte van het terrein veel nederzettingssporen, die naadloos aansloten bij de al eerder genoemde onderzoeken. Het afwerken van de vele tientallen sporen is nog in volle gang.
Inmiddels is al wel duidelijk dat op dit terrein tussen 900 en 1300 na Christus bewoning is geweest en dat we waarschijnlijk te maken hebben met de oorsprong van het dorp Loil. Hoe groot de nederzetting destijds is geweest, is niet met zekerheid te zeggen, daarvoor was de omvang van dit onderzoek te beperkt.


Overzichtsfoto van de onderzoeksput van december 2002

1 Van dit onderzoek is in december 2001 RAAP-rapport 747 verschenen (ISSN 0925-6229)

Terug naar de vorige pagina

Laatste update: 10 december 2002